
Ze zat daar.
In die stoel naast het bed waar hij lag.
Haar hand nog steeds in de zijne.
Hij was zojuist overleden.
Zacht. Stil. Zoals hij geleefd had.
Geen drama, geen haast.
Gewoon… gaan als het moment daar is.
"We waren 62 jaar getrouwd," zei ze.
Haar stem brak, maar haar blik was helder.
Liefdevol. "Maar het is nog niet genoeg geweest."
Ik weet nog dat ik even mijn adem inhield. Omdat het me zó raakte.
Een heel leven samen is soms nog steeds niet genoeg tijd om van elkaar te houden.
Om elkaar vast te houden, aan te vullen,
te begrijpen, uit te dagen, te verliezen en terug te vinden.
Om thuis te zijn bij elkaar.
Soms hoor ik mensen zeggen:
"Hij heeft een mooi leven gehad.
Ze hebben het samen goed gehad."
En dat is ook waar. Maar het één sluit het ander niet uit.
Dat het goed was, én dat het nu ondraaglijk voelt.
Want hoe neem je afscheid van iemand die jouw hele leven heeft meegemaakt?
Die jou het allerbeste kent?
In zulke momenten ben ik stil. Ik hoef niets te zeggen. Alleen maar aanwezig te zijn.
Tussen de tranen, de verhalen, de stilte.
Rouw na een heel leven samen is rauw, maar ook zacht. En stil.
Wij zijn er voor zulke liefde. Voor de stilte erna.
Voor de tranen die pas komen als het écht stil wordt thuis.
Voor de verhalen die blijven leven, zelfs als de ander er niet meer is.
Want als je zo lang samen bent geweest, dan zit afscheid nemen niet alleen in het moment van sterven.
Het zit in de dagen erna. In de lege stoel. In de tandenborstel die blijft staan.
In het theekopje dat niet meer gebruikt wordt. In het ‘goedemorgen’ dat geen antwoord meer krijgt.
In die laatste aanraking, de laatste kus voor het sluiten van de kist, in het zacht prevelende: “Tot ziens.”
Want hoewel liefde niet dood kan, sterft er een heel leven samen.